icon-mouse icon-mountain icon-facebook icon-instagram icon-pinterest icon-twitter icon-youtube icon-close icon-zoek icon-triangle-left icon-triangle-right icon-ebike icon-hond icon-gezin icon-zwaarte icon-gps icon-trein icon-comfort
Image
Kompas in de bergen
How-to

How-to: hoe werkt een kompas?

  • 15 maart 2023
  • Door: Redactie Op Pad
  • Fotografie: Shutterstock, Tim Knol

Wie van buitensport houdt en veelvuldig in gebieden komt waar het asfalt ophoudt, kan niet zonder oriëntatiehulpmiddelen. Google Maps en aanverwante apps zijn handig, maar beslaan lang niet alle gebieden, zeker niet op afgelegen en onherbergzaam terrein. Dat is waar het ‘good old’ kompas in beeld komt. In dit artikel leggen we uit hoe een kompas werkt, en hoe je er alles uithaalt tijdens een (wandel)tocht.

Image
Kompas bergen

Hoe werkt een kompas?

Een kompas ondersteunt de oriëntatie bij mist of in dichtbegroeid terrein. Het is daarom handig om vertrouwd te raken met de diverse onderdelen van een kompas. Hierdoor versnel je het begrip, wat weer leidt tot beter gebruik. 

De kern van een kompas bestaat uit een magnetische naald die naar het noorden wijst. De andere onderdelen van een kompas dienen om de informatie van de kompas te verbinden met die van de een kaart. De naald zit meestal in een met vloeistof gevuld huis met daaromheen een ring. De ring is draaibaar en heet kompasroos. Een kompasroos kent een verdeling in graden, van 0° tot 360°. Met de klok meedraaiend, ligt het noorden op 0°, het oosten op 90°, het zuiden op 180° en het westen op 270°. Waarna we weer bij het noorden terugkomen.

Vaak zit het kompas op een doorzichtige grondplaat met daarop een getekende pijl, de richtingspijl. Deze pijl geeft de doelrichting aan: de richting waarin je wilt lopen, of de richting naar het gepeilde punt; ook wel de koers genoemd. 

Hoe gebruik je een kompas?

Kaart richten 

Om een kompas te gebruiken, is het van belang om te weten dat je altijd een goede topografische kaart nodig hebt. Zonder kaart is het gebruik van een kompas zinloos.

De bovenkant van een (land)kaart wijst altijd naar het noorden, de linker- en rechterzijkant zijn respectievelijk het westen en oosten. Tijdens een tocht zorg je ervoor dat het noorden van de kaart overeenkomt met het noorden van de omgeving. Dit heet het richten van de kaart. Bij helder weer gebruik je hiervoor markante punten in het landschap. Met een kompas gaat het als volgt:  

  1.  Houd de kaart voor je en leg het kompas op de kaart. 
  2.  Draai de kaart totdat de punt van de kompasnaald naar de bovenkant van de kaart wijst. De N/Z lijn van de kompasnaald loopt dan evenwijdig aan de N/Z lijn van de kaart. 

Hiermee richt je het noorden van de kaart naar het ‘echte’ noorden. Alles voor, achter en zijwaarts van je positie op de kaart ligt ook voor, achter en zijwaarts van je in het landschap.  

 

Lopen op kompasaanduidingen 

Soms lees je in de routebeschrijving aanduidingen als: "neem het smalle zandpad dat naar het zuidoosten (135°) loopt". Of je nu het juiste zandpad in slaat, is gemakkelijk te controleren. 

  1.  Draai de kompasroos zo dat 135° bovenaan komt te staan in het verlengde van de richtingspijl.
  2.  Draai nu met het kompas in de hand rond totdat de punt van de kompasnaald precies naar het noorden van de kompasroos wijst.
  3. De richtingspijl wijst dan naar het zuidoosten (135°), de richting waarin het zandpad moet liggen. 

 

  • Tip: Het is lastig om steeds op het kompas te moeten kijken welke richting je op moet. Kies daarom hulpdoelen. Hulpdoelen zijn opvallende punten in het landschap die in de goede richting liggen en op korte afstand zichtbaar zijn. Je beweegt je dan van hulpdoel naar hulpdoel tot je het hoofddoel bereikt. 
Doe de cursus

Leer werken met een kompas

Tijdens onze dagcursus 'Kaart en kompas' leer je hoe je navigeert, een kaart leest, je een route plant en dat alles met kaart en kompas. ‘Old school’ maar verrekte handig en vaak ook noodzakelijk. Meedoen? Klik op de button hieronder.

Image
Kompas SNP Outdoorschool

Bepalen van de richting vanaf een bekend punt op de kaart  

Stel, je bevindt je op een bekend punt op de kaart. Je wil naar een ander punt op de kaart dat niet waarneembaar is met het blote oog. Welke kant moet je dan op? 

  1.  Leg het kompas op de kaart. Leg het van je standplaats naar het punt waar je naartoe wil. Zodanig dat de richtingspijl naar het doel wijst. 
  2.  Draai de kompasroos zo dat de noord-zuidlijn van de roos evenwijdig loopt aan de noord-zuidlijn van de kaart. (Let op: de stand van de kompasnaald speelt hierbij geen enkele rol!) 
  3.  Op de kompasroos precies onder de richtingspijl lees je nu af welke koers je moet gaan. (Dit wordt in de literatuur ook wel als richtingsgetal of kompashoek aangeduid.)  

 

Het kompas richten 

‘Het kompas richten’, ‘Een punt peilen’, ‘Een punt in het vizier nemen’: verschillende termen waarmee we hetzelfde bedoelen. Met het kompas vlak in de hand en de arm gestrekt kijk je over het kompas naar het gezochte object. De richtingspijl op de grondplaat van het kompas moet precies naar het gewilde object wijzen. In veel kompassen zit daarvoor een inkeping of een vizier. Je moet het object nauwkeurig zien door die inkeping. Draai de kompasroos zo dat de kompasnaald naar het noorden van de kompasroos wijst. Onder de richtingspijl ziet je nu de koers naar het gepeilde punt. Bij een kompas met spiegel zie je het doel en de kompasroos tegelijkertijd. 

 

Kompasgebruik op andere continenten 

Bij gebruik van een kompas moet je rekening houden met mogelijke afwijkingen. Zo wordt de kompasnaald dicht bij de polen van de aarde naar beneden getrokken; soms zo sterk dat de kompasnaald vastloopt in het kompashuis. Een kompasnaald op het noordelijk halfrond wil met zijn noordpool naar beneden duiken, op het zuidelijk halfrond helt het veld juist naar het zuiden. Bij een niet-gecompenseerd kompas ontstaat mogelijk een foute aanwijzing. Daarom is ieder kompas in principe alleen geschikt voor een bepaalde zone.  

In totaal zijn op de aarde vijf zones met bijbehorende kompassen. Het verschil tussen de kompassen zit in het zwaartepunt van de naald. Het verschil wordt eenvoudig gecompenseerd door de tegenoverliggende kant iets zwaarder te maken. Dat maakt een kompas echter in de ene zone minder bruikbaar dan in de andere zone. Sommige kompassen zijn met een "Globe System" al geschikt voor gebruik op beide halfronden of je kunt de roos wisselen.  

Image
Kompas bergen

Oriëntatietechnieken

Waar ben ik? Hoe heet die bergtop? Met een kompas (in combinatie met een kaart) zoek je zelf snel antwoord op deze vragen, zeker als het pad waar je loopt of fietst niet op Google Maps of soortgelijke apps staat. 

Onbekend punt in het landschap op de kaart vaststellen 

Tijdens een pauze kijk je uit op een schitterende bergtop. Hoe zou die heten? Als je weet waar je zelf op de kaart bent, verbind je als volgt de bergtop in de verte met een naam op de kaart: 

  1. Richt het kompas op de onbekende bergtop. 
  2. Draai de kompasroos zo dat de kompasnaald wijst naar het noorden van de roos.  
  3. Leg het kompas op de kaart met de achterkant op het punt waar je je bevindt. 
  4. Draai het kompas totdat de noord-zuidlijn van de kompasroos overeenkomt met de noord-zuidlijn van de kaart. 
  5. Trek een lijn langs de zijkant van het kompas. De door jou gezochte bergtop ligt op de lijn, of in het verlengde daarvan.

 

Waar ben ik?

Het antwoord op deze vraag vind je als je de stappen hieronder goed uitvoert. 

  1. Zoek twee punten in het landschap die op de kaart zijn terug te vinden. Bijvoorbeeld een bergtop, een hut of een meertje. 
  2. Neem één van de twee punten in het kompasvizier en wijs met de richtingspijl naar dat punt. 
  3. Draai met de kompasroos totdat de kompasnaald wijst naar het noorden van de roos. 
  4. Leg nu het kompas op de kaart. Leg het kompas met de zijkant tegen het punt dat je in het vizier genomen had. Draai het kompas tot de noord-zuidlijn van de kompasroos overeenkomt met de noord-zuidlijn van de kaart.
  5. Trek een lijn van het punt op de kaart langs het kompas. 
  6. Doe hetzelfde met het tweede punt. Op de kruising van beide lijnen sta je. 

 

  • Tip: Sta je bij een spoorlijn of een beek dan is één punt peilen genoeg. De andere lijn is dan de spoorlijn of beek. 

Geografisch en magnetisch noorden

De mens heeft over de aardbol heen verschillende denkbeeldige lengte- en breedtelijnen uitgezet. De plaats waar alle lengtelijnen, de meridianen, bij elkaar komen, noemen we het geografische noorden. Dat is ook het noorden van de kaart waar we mee werken.  

Het magnetische noorden, waar de kompasnaald naartoe wijst, komt niet overal overeen met het kaartnoorden (geografische noorden). Het magnetisch verschuift met de jaren. De afwijking tussen magnetisch en geografisch noorden wordt declinatie genoemd. Hoe noordelijker men komt, hoe groter de declinatie. 

Wanneer je een kaart en kompas samen gebruikt, werk je dus met verschillende ‘noordens’. Om toch goed met de combinatie te werken, moet het kompas vanaf een declinatie van meer dan 5° worden gecorrigeerd. Op echte stafkaarten staat aangegeven hoeveel de declinatie voor dat betreffende gebied bedraagt. 

 

Correctie voor een op de kaart bepaalde koers  

Stel, je doel op de kaart ligt op 210° en de afwijking is 10° westelijk. Je zou dan 10° teveel naar het westen gaan. Om dit te corrigeren tel je bij de 210° dan 10° op. En hanteer je dus een koers van 220°. Bij een oostelijke afwijking trek je het aantal graden declinatie eraf. 

 

Correctie voor een in het terrein bepaalde koers 

Hier gaat het net andersom. Je hebt een koers van 140° gepeild. De westelijke afwijking bedraagt 10°. De koers die je moet gaan is dan 130°. Bij een oostelijke afwijking tel je nu het aantal graden afwijking op. Een andere mogelijke afwijking van de meting ontstaat door de werking van andere magnetische invloeden op de kompasnaald.

Metaal van een horloge, mobiele telefoon of betonwapening zijn al voldoende voor een afwijking. Peilingen op een stalen brug en nabij een hoogspanningsmast zijn dus ook niet betrouwbaar. Sommige gesteenten zijn magnetisch en maken het gebruik van een kompas in streken met bijvoorbeeld veel vulkanisch gesteente (basalt) en ijzererts onmogelijk. 

Image
Kompas bergen

Welk kompas moet ik kiezen?

Voor trektochten zijn twee kompassen goed bruikbaar: spiegelkompassen en liniaalkompassen. Bij liniaalkompassen zit het kompasje op een doorzichtige plaat. Een spiegelkompas heeft een ingebouwd spiegeltje. Dit heeft als voordeel dat je tijdens het peilen zowel de kompasnaald als het punt dat gepeild moet worden ziet. Dat werkt nauwkeuriger.

Sommige kompassen zijn corrigeerbaar voor de declinatie. Je hoeft dan niet bij elke peiling graden op te tellen of af te trekken. Als je bijvoorbeeld naar Scandinavië gaat, kun je de declinatie al van tevoren instellen. Eenvoudig en goedkoop zijn de kompassen van Suunto, Silva, Wilkie en Recta. 

Kompaservaring

"Ons kompas is het noorden kwijt"

“Ik had er al min of meer op gerekend. De vulkanische bergen van Landmannalaugar zijn er immers om berucht. Toch kwam het als een verrassing. In het desolate berggebied is het met dit druilerige weer niet gemakkelijk oriënteren. Paden ontbreken en de veelkleurige ryolietbergen lijken allemaal op elkaar. Kaart en kompas moeten in zo’n situatie uitkomst brengen. Als het kompas ons na een haakse bocht nog steeds probeert wijs te maken dat we naar het noorden lopen, maken we er dan toch kennis mee: de magnetische storingen in de metaalrijke bergen van Fjallabak. Ons kompas is het noorden kwijt, en wij ook.”