Diersporen in de sneeuw, Nederland
De fascinerende wereld van diersporen is één van de onderwerpen die mij 's winters het meest boeit. Ik hou me er het hele jaar mee bezig, maar straks met een dun laagje sneeuw is het wel heel gemakkelijk en mooi om te zien waar dieren zijn geweest en wat ze hebben gedaan. Dan is er studiemateriaal in overvloed en het levert altijd fraaie foto's op.
Iedereen zal weleens een prent (voetafdruk) hebben gezien of uitwerpselen hebben gevonden. Mijn ervaring is dat de meeste mensen de prenten van hoefdieren goed kunnen onderscheiden van andere prenten, maar vaak blijft het daarbij. In Nederland zijn dat - uitgaande van de wilde inheemse hertachtigen - ree, damhert, edelhert of wild zwijn. Hoe zie je het verschil tussen deze wilde dieren? De afmeting, vorm en paslengte geven je meer duidelijkheid.
Bij volwassen evenhoevigen is de lengte van prenten als volgt:
* Bij de ree max. 4,5 cm (zonder bijhoeven meegerekend die niet altijd zichtbaar zijn) en als de bijhoeven zichtbaar zijn is de vorm duidelijk rechthoekig (foto 1)
* Bij het damhert max. 8 cm (hinde max. 6 cm) en de afdruk is smal en spits (foto 2)
* Bij het edelhert max. 9 cm (hinde max. 7 cm) en de afdruk is enigszins rond (foto 3)
* Bij het wilde zwijn max. 9 cm (met bijhoeven meegerekend die vrijwel altijd zichtbaar zijn 12 cm) en de prent met bijhoeven is trapeziumvormig (foto 4)
Aan de grootte en vorm van een prent is dus veel af te lezen. Houdt er wel rekening mee dat tussen deze dieren veel overlap is gezien de leeftijd. Onthoudt dat pasgeboren dieren zeer puntige hoefjes hebben in tegenstelling tot volwassen dieren die door slijtage stompere hoeven krijgen. Dit is vaak goed aan de afdrukken te zien (foto 4).
Daarnaast is de paslengte een belangrijk criterium om het dier te onderscheiden. Dat is de afstand tussen twee dezelfde poten tijdens een wandelgang. In stap, een rustige wandelgang, wordt de achtervoet in of vlakbij de prent van de voorvoet geplaatst (foto 5). Deze plaatsing van de poten gebeurt ook tijdens langzame draf.
Tijdens stap is de paslengte bij volwassen evenhoevigen als volgt:
* Ree ± 50 cm
* Damhert ± 60 cm
* Edelhert > 80 cm
* Wild zwijn ± 40 cm
Toch zijn er verschillende wandelgangen. Stap is de langzaamste en tevens de meest voorkomende loopwijze, maar langzame draf, snelle draf, galop, sprongengalop, een paar andere vormen en overgangsvormen bestaan ook nog.
De vorm en het meten van de prent en de paslengte (wetende welke wandelgang het is) geeft antwoord op de vraag om welk dier het gaat!
Kom je er niet uit? Maak dan een foto met je eigen hand ernaast voor de afmeting en maak notities van bv de paslengte zodat je thuis verder naar antwoorden kunt zoeken.
Natuurlijk zijn er meer diersporen die je kunt tegenkomen. Enkele voorbeelden zijn wissels (wildpaden), uitwerpselen, holen, schuurbomen, voedselvoorraden, piksporen, prooiresten, haren en veren, enzovoort. Bijna alle sporen kunnen op naam worden gebracht, maar hiervoor heb je wel enige kennis nodig. Maar hoe te beginnen? Kennis van de fauna in het betreffende gebied zal het proces vergemakkelijken. Voor een overzicht van zoogdieren in Nederland ga je naar www.zoogdiervereniging.nl.
Als je weet welke dieren er in een gebied leven kan je gerichter gaan zoeken. Een edelhert kom je bv niet in Zeeland tegen. Bij mij op het eiland leven er ook geen wilde zwijnen en damherten dus een prent van een hoefachtige kan alleen maar van een ree zijn. Wel kan ik nog te maken hebben met gecultiveerde grazers.
De ondergrond is heel bepalend voor het vinden van prenten. Zand, modder, klei en sneeuw zijn ideaal in tegenstelling tot een bodem met veel bladeren.
Eenmaal een duidelijk spoor gevonden kun je achterhalen van welk dier het is. Vind je meerdere sporen dan is het mogelijk om gebeurtenissen aan elkaar koppelen. Met een beetje inlevingsvermogen zou je voor je kunnen zien wat een dier daar gedaan heeft en hoe deze zich bewoog. Misschien kan je ook iets vertellen over de leeftijd van het dier en hoe oud het spoor nu is. Voor je het weet ontstaat er een verhaal en dat allemaal op een plek waar het dier nu niet meer is. Je leest nu letterlijk wat er in het landschap is gebeurd. Dat is de kunst van het lezen van diersporen! Vandaag de dag zijn wij daar niet meer van afhankelijk, maar vroeger als jager-verzamelaars zou dit dagelijks kost zijn geweest. Vele natuurvolkeren leven nog steeds dagelijks met deze kennis.
Voor een goed moment om met diersporen bezig te zijn wacht je op de eerste sneeuw. Als het stopt met sneeuwen nog even een nachtje wachten zodat je de volgende morgen (liefst heel vroeg) in het landschap naar vele diersporen kunt kijken. Wacht je te lang en de sneeuw smelt alweer dan worden prenten bedrieglijk groot en zijn ze moeilijk te determineren.
Heb je vragen, stel ze gerust!
Goede boeken over diersporen:
Veldgids Diersporen - ISBN 90-5011-114-9
Tirion Diersporengids - ISBN 905210222-8
Dier en spoor - ISBN 978-90-5011-4257
Vogelsporen - ISBN 978-90-5210-827-8
Informatieve boeken over zoogdieren en vogels
Veldgids Europese Zoogdieren - ISBN 978-90-5011-260-4
Zoogdieren van Reader's Digest - ISBN 90-6407-689-8
Complete gids Vogels van Nederland - ISBN 90-70099-37-3
Foto 1: prent van een ree met bijhoeven
Foto 2: prent van een damhert
Foto 3: prent van een edelhert
Foto 4: prenten van wild zwijn; de grote afdruk van een zeug met bijhoeven en de kleine van een biggetje
Foto 5: prenten van een eekhoorn in viersprong
Foto 6: spoor van een bunzing of Amerikaanse nerts waarbij de afdruk van kop en staart goed te zien zijn
Foto 7: ontlasting van een reegeit die daarbij niet stilstond
Foto 8: mijn hond Rayo in sprongengalop waarbij de achtervoeten vóór de voorvoeten terecht komen